België zegt de Oegandese overheid de wacht aan over antihomowet
Naar aanleiding van de strenge nieuwe antihomowet in Oeganda eist België overleg met de Oegandese overheid. Minister van Ontwikkelingssamenwerking Caroline Gennez zal artikel 11 van het nieuwe samenwerkingsprogramma met het land activeren. Dat artikel kan ingeroepen worden als een van beide partijen vindt dat de andere zijn verplichtingen niet nakomt wat betreft het respecteren van de mensenrechten. Daarmee geeft België een krachtig signaal aan de Oegandese overheid dat er absoluut geen sprake kan zijn van discriminatie in de Belgische ontwikkelingsprojecten, op welke grond dan ook. Tegelijkertijd laat het voortzetten van de samenwerking ons toe om de gewone Oegandezen en de LGBTQ+-gemeenschap daar te blijven ondersteunen. Als de Oegandese overheid echter geen garanties kan geven, of weigert te overleggen, kan (een deel van) de Belgische steun ingetrokken worden.
“Enkele weken geleden werd een van de strengste antihomowetten ter wereld goedgekeurd in Oeganda, een van onze partnerlanden. Net als vele andere mensen was ik verontwaardigd en boos door het nieuws. Vervolgd en opgesloten worden gewoon omwille van wie je graag ziet, is onaanvaardbaar. In de projecten van de Belgische ontwikkelingssamenwerking kan er geen sprake zijn van discriminatie op basis van afkomst, gender, of seksuele geaardheid. Deze wet gaat in tegen onze basisprincipes en tegen de grondrechten van àlle Oegandezen,” aldus Gennez.
Minister Gennez heeft na de ondertekening van de wet ook onmiddellijk instructies gegeven aan de Belgische vertegenwoordiging in het land en de projectleiders van de Belgische programma’s om haar op de hoogte te houden van mogelijke gevallen van discriminatie. Samen met andere Europese landen onderzoekt België of sancties mogelijk zijn. En er wordt extra steun gegeven aan organisaties die bezig zijn met mensenrechten en democratie, in Oeganda, maar ook in andere partnerlanden, o.a. via het al aangekondigde Civic Space Fund.
"We blijven schouder aan schouder staan met de LGBTQ+-gemeenschap in Oeganda”, verzekert Gennez. “Zij laten zich niet intimideren en zijn vastberaden de strijd aan te gaan om zichzelf te kunnen zijn in hun eigen thuisland. Dat was de boodschap die ik kreeg toen ik enkele vertegenwoordigers van de LGBTQ+-gemeenschap ontmoette in Oeganda, maar ook van Dr. Frank Mugisha, een bekende Oegandese LGBTQ+-activist, hier in Brussel. Zij hebben ons ook expliciet gevraagd om geëngageerd te blijven: ‘laat ons niet in de steek’. En dat zijn we ook niet van plan.”
In Oeganda zet de Belgische internationale solidariteit vooral in op onderwijs en gezondheidszorg. Onze steun zorgt ervoor dat duizenden moeders die in afgelegen gebieden wonen toch toegang krijgen tot medische zorg; dat er meer meisjes naar school kunnen, in de hoofdstad, op het platteland, en in de vluchtelingenkampen; dat kleine boeren geholpen worden om zo duurzaam mogelijk aan landbouw te doen. Onder het nieuwe programma zullen er 20.000 jongeren een opleiding krijgen, en begeleiding naar werk; komen er 6000 jobs bij in de groene economie; worden er 1500 leerkrachten en 2500 verpleegkundigen opgeleid; en zullen 85.000 vrouwen per jaar onder veilige en gezonde omstandigheden kunnen bevallen.
“Als we ons onmiddellijk helemaal terugtrekken straffen we hén, de gewone mensen, niet de religieuze en politieke leiders die deze wet door het parlement hebben gejaagd. Daarom is het zo belangrijk dat we geëngageerd blijven. Maar het kan en zal geen business as usual zijn. Daarom dat we naast het monitoringssysteem, mogelijke sancties en extra steun voor het middenveld, artikel 11 van de Bijzondere Overeenkomst met Oeganda gaan activeren.”
Het doel van de artikel 11 procedure is (1) een eerlijke, open en kritische dialoog voeren met de Oegandese overheid rond het respecteren van mensenrechten. België wil garanties dat er geen discriminatie is of zal zijn in de door haar gefinancierde projecten, op eender welke grond. (2) Daarnaast zal er samen met de Oegandese partner onderzocht worden hoe een deel van de steun kan worden ingezet om mensenrechten, seksuele rechten en voorlichting in het bijzonder, beter te beschermen en te versterken. Als de Oegandese partners niet willen overleggen, of als er na enkele maanden geen garanties zijn of vooruitgang is, kan en zal België unilateraal beslissen een deel van het programma te heroriënteren, te pauzeren of stop te zetten.
Verder pleit België ook voor een gelijkaardige dialoog in Europees verband, volgens de bepalingen uit het Verdrag van Cotonou (dat de politieke en economische relaties tussen de Europese landen enerzijds, en de Afrikaanse en Pacifische landen anderzijds omkadert). De minister bepleit het inroepen van artikel 8 van dat akkoord, op grond van schending van essentiële elementen van het akkoord (mensenrechten en de non-discriminatieclausule).
“Op deze manier geven we een duidelijk signaal aan de Oegandese overheid: we blijven geëngageerd, maar ons engagement houdt ook het verdedigen van essentiële en fundamentele waarden en rechten in. We beschouwen al onze partnerlanden als volwaardige gesprekspartners en daar horen rechten én plichten bij. De andere optie, met het moraliserend vingertje staan zwaaien, zonder een concrete dialoog waarin we zoeken naar oplossingen, geeft ons misschien een goed gevoel, maar betekent de facto dat we de LGBTQ+-gemeenschap in Oeganda in de steek laten. Dit laten we niet gebeuren,” besluit Caroline Gennez.