Persbericht

“Maakt stadslucht nog vrij?” Minister Gennez breekt lans voor meisjes en vrouwen in grote steden

Minister van Ontwikkelingssamenwerking en Grootstedenbeleid Caroline Gennez lanceert een projectoproep voor Antwerpen, Brussel, Charleroi, Gent en Luik om de vrijheid en veiligheid van vrouwen en meisjes in de vijf grootsteden te beschermen en vergroten. Bedoeling is dat elk stadsbestuur één project naar voren draagt. De totale projectoproep bedraagt 250.000 euro. Dat maakt de minister vandaag bekend in een interview met weekblad Dag Allemaal. “Maakt stadslucht nog steeds vrij? De stad is traditioneel de plek waar je je als meisje en vrouw kan bevrijden van meer klassieke rollenpatronen. Dat blijkt nu niet langer altijd het geval. Meisjes en vrouwen moeten zich vrij en veilig kunnen voelen in de publieke ruimte, en ze moeten alle kansen krijgen om zichzelf te ontwikkelen en vooruit te gaan,” aldus Gennez.

De projectoproep vraagt de steden zich te focussen op twee thema’s. Het eerste is straatintimidatie. Uit onderzoek van Plan International België blijkt dat 91% van de jonge vrouwen (en 28 % van de jonge mannen) in steden ooit geconfronteerd is geweest met (seksuele) intimidatie. Bijna iedereen krijgt er dus mee te maken. Toch dient slechts 6% effectief een klacht in.

“De afgelopen maanden heb ik verschillende grootsteden bezocht, en telkens kreeg ik te horen dat meisjes en vrouwen zich niet altijd veilig voelen in de publieke ruimte in hun stad. Ze worden aangesproken op hun kledij – voor de een dragen ze te veel kleren, voor de ander te weinig –  hun gedrag, of zelfs gewoon op hun aanwezigheid. Straatintimidatie gebeurt trouwens niet alleen op straat, maar ook op het openbaar vervoer, in het nachtleven, in de eigen buurt, op pleintjes, en zelfs in jeugdhuizen. Daardoor gaan meisjes en vrouwen zich aanpassen: ze vermijden bepaalde plekken, maken omwegen, of proberen zo onzichtbaar mogelijk te zijn. Daar moeten we ons tegen verzetten. Meisjes en vrouwen hebben evenveel recht om zich, zonder angst, vrij te bewegen in de stad,” zegt Gennez.

Daarnaast zal de projectoproep zich ook richten op meisjes en vrouwen met een migratieachtergrond. Zij krijgen te maken met een hele reeks specifieke uitdagingen: discriminatie, uitsluiting, genderongelijkheid binnen én buiten het gezin, maar ook nieuwe juridische vraagstukken die gelinkt zijn aan ongelijkheid in het land van herkomst, zoals vrouwelijke genitale verminking en gedwongen huwelijken. Ook de inactiviteitsgraad van vrouwen met een migratieachtergrond ligt een stuk hoger dan bij mannen met een migratieachtergrond (59,3% vs. 26,6%), en ten opzicht van de inactiviteitsgraad van vrouwen in het algemeen in België (26,4%), wat het risico op armoede vergroot.

“Dat is geen oordeel, maar een vaststelling. Migratie kan voor vrouwen een enorme kans voor emancipatie zijn. Maar als samenleving laten we die kans veel te vaak liggen,” zegt Gennez. “We moeten ervoor zorgen dat àlle vrouwen en meisjes in de steden, ongeacht hun afkomst of achtergrond, àlle kansen kunnen krijgen om zichzelf te ontwikkelen en vooruit te gaan.”

Concreet zou het kunnen gaan over bijvoorbeeld taallessen, infosessies over seksuele en reproductieve rechten, maar ook steun- en praatgroepen, waar meisjes en vrouwen vrij kunnen praten over hun ervaringen en ideeën kunnen uitwisselen over wat er structureel moet veranderen om steden veiliger te maken.

Het vrijwaren van de rechten van meisjes en vrouwen binnen een stedelijke context zal ook centraal staan op de conferentie van het European Urban Knowlegde Network morgen (4/10) in Brussel. Minister Gennez heeft binnen het kader van deze conferentie het initiatief genomen om de Belgische ministers en staatsecretarissen bevoegd voor stedenbeleid en gelijke kansen, en experten over de materie, samen te roepen om hun kennis en ervaring uit te wisselen.   

“Dat is een van mijn taken als minister van Grootstedenbeleid: de juiste mensen aan tafel krijgen,” legt Gennez uit. “Grootsteden zijn onze kanarie in de koolmijn. Veel maatschappelijke problemen zijn daar het eerst zicht- en voelbaar. Dat heeft echter ook een voordeel: omdat steden met gelijkaardige problemen te maken krijgen, kunnen ze ook samen naar oplossingen zoeken. Een aanpak die resultaten oplevert in één stad kan ook werken in een andere.”